Galicie, voor wie er zin in heeft...

14 oktober 2019 - Fonfría, Spanje

Sorry mensen, niet ik maar hij: Uit Pelgrim zonder God, Herman Vuijsje:

"Galicië - DE EURO-HERINNERING

Zoals elke dag schaft de pot caldo gallego, een vette soep die in iedere herberg anders is samengesteld. Met twee andere pelgrims snuif ik de geur op, die zich mengt met die van boenwas. Erg veel tijd om te eten is er niet: om half elf gaan de lichten in de gelagkamer uit.

De soep wordt niet opgediend, maar voor onze neus gezet – en wel door een pronte waardin achter een groot schort, die met welgevallen toeziet hoe wij op de dampende terrine aanvallen. ‘Als het niet genoeg is heb ik meer,’ zegt ze, beide armen stevig in de zij geplant.

Het Galicisch platteland valt alleen te beschrijven met behulp van beelden en begrippen die bij ons sinds Dik Trom en Anton Coolen in onbruik zijn geraakt. Overal zie je in minuscule veldjes figuurtjes in de weer. Ze planten, zaaien, poten, mesten, wieden, hooien en ploegen. Ze drijven de dieren naar de stal, een stuk of wat maar. Ze sjouwen met een hoopje knollen in een kruiwagen of met een bundel stengels op hun nek. Dat is wat je ziet als je voorbij komt lopen: een glimp van lang vervlogen tijden.

En wat je hoort: wie kent in Nederland nog de lange-afstandsspraak van mensen die gewend zijn samen met anderen in de velden te verkeren, en op tientallen meters afstand te converseren? Elke zin is een uitroep, met een 

klemtoon op de op een na laatste lettergreep, waarna de laatste lang naar beneden toe wegsterft.

Wie brengt bij ons nog hele dagen uitsluitend in het gezelschap van dieren door, en praat met ze? Hier wordt zulke dierspraak nog volop en zonder gêne beoefend: dwingend tegen de hond die de schapen bijeen moet houden, overredend tegen de schapen zelf als ze een obstakel moeten passeren, aanmoedigend naar de ossen om flink aan de ploeg te trekken.

Het laatste wat bij deze mensen op zou komen is dat het ergens goed voor zou zijn je van elkaar te onderscheiden. De vrouwen zijn allemaal ‘vrouwtjes’. Ze hebben aardappelvormige lijfjes, roodbruine gezichten met appelwangetjes en felle oogjes. Stuk voor stuk lijken ze thuis te horen in een sprookje van Grimm, met een pannetje in een doek op weg naar hun man, houthakker in het verre woud; of in zo’n oud volksliedje, met een mandje eiertjes onderweg naar de markt.

Maar meestal zie je ze in het veld, zij aan zij met hun mannen en zoons. De ploeg wordt getrokken door een span ossen in een ruwhouten juk, en een van de mannen brengt met een hooivork stalmest uit een kruiwagen in de vore. Daarna komen de vrouwen en poten de aardappels.

Vaak zie je man en vrouw voorovergebogen in het gewas, zodat alleen hun achtersten zichtbaar zijn, brede achterwerken, onbeschaamd omhooggestoken als op een schilderij van Brueghel. Er zijn ook figuurtjes die niet gebukt in het veld staan, maar traag door het landschap schuiven, zonder duidelijk doel: dat zijn oude mensen, je herkent ze van verre. 

Nee, het gras is niet altijd groener aan de andere kant van de heuvel, zoals ik m’n hele leven gedacht heb. Groener dan vandaag – Atlantisch groen, zwembadgroen – kan het niet. De inrichting van dit landschap heeft iets onmiskenbaar Keltisch. Muurtjes van gestapelde stenen, afgewisseld met grote rechtop gezette stukken leisteen, begrenzen kleine veldjes, sommige net ingezaaid, andere al met hoog opgeschoten graan.

Ook midden in het land zie je vaak van die grote leistenen staan; het lijken bemoste obelisken. De camino is hier vaak een holle weg, geplaveid met natuursteen, waartussen bloeiende hei en vergeet-mij-nietjes. De boerderijen zijn laag en elliptisch van vorm, de daken met ruwe leisteen gedekt.

Overal staan gigantische eiken en wilgen, die hun groei in de middeleeuwen lijken te zijn begonnen, en nu een omtrek van meters hebben bereikt. Wilgen die, als ze de fut zouden hebben, amechtig en héél langzaam zouden fluisteren van… maar ik word romantisch.

Welnu, zál ik romantisch worden! Zet een zo’n boom in een Nederlands dorp, en morgen staat er een hek omheen, plus een team boomchirurgen, en is er een speciale greep in de gemeentekas gedaan om een boompsycholoog te laten uitmaken of deze boom van hout is. Hier loop je door een landschap vol van zulke sprookjesbomen, maar zonder één sprookjespark, handgesneden wegwijzer of rustieke zitbank.

Dit landschap doet zich aan mij voor als oer-Europees; het is het cultuurlandschap uit onze Euro-herinnering en -volksverbeelding. Het landschap dat door mensen wordt 

vormgegeven, maar op een zo kleinschalige manier en met zulke eenvoudige middelen dat cultuur en natuur elkaar alleen maar lijken aan te vullen.

Aan het eind van mijn tweede wandeldag tref ik in het dorpje Leboreiro een tafereel dat me onweerstaanbaar aan het Gallische dorpje van Asterix doet denken. Iedereen is buiten en iedereen is met iets bezig. Op het dorpsplein zie ik een vrouw met een kruiwagen, een man met een lading groene kruiden op zijn rug, een passerende ossenwagen. Een boer drijft een kudde koeien voorbij. Een man staat een sigaretje te roken bij zijn zojuist gevulde hooiwagen. Kinderen en vrouwen zijn bezig met het aanvegen van het plein.

‘Wil je water? Daar, bij de fontein. Helemaal alleen? Die kant moet je op!’ Als ik het dorp allang uit ben, hoor ik nog hun vérdragende stemmen. Campus Leporarius noemde Aimeri Picaud dit dorp, ‘Hazenveld’. Wat zou ik hier graag zijn gebleven vannacht. En wat zou ik me hier, als ik nog een paar nachten langer zou blijven, verschrikkelijk gaan vervelen.

Ik zit op een boomstam en schil de sinaasappeltjes die een vrouw me vanochtend in een ijzerhandel annex kruidenier aanwees toen ik met een paar veel grotere in m’n handen stond: ‘Neem deze. Die zijn veel sappiger. Je krijgt dorst onderweg.’

Tegenover me is een jonge boer iets aan het oogsten. Hij gebruikt dezelfde sikkel waarmee je mensen op twaalfde-eeuwse schilderingen in de weer ziet. Steeds loopt hij met een hooivork vol naar de schuur.

Door de open schuurdeur zie ik houten werktuigen hangen aan houten haken. Ernaast

staat een ossenwagen, ook helemaal van hout, behalve het beslag van de wielen. Tussen de schuur en zijn boerderijtje staat een hooischelf met dezelfde conische vorm als de kaasjes die ze hier maken.

Als hij even aanschuift op mijn stam, kan ik niet nalaten de lof te zingen van al die schilderachtigheid te midden waarvan hij leeft; maar zijn gezicht betrekt subiet.

Bonito? Muy malo zal ik bedoelen. Iedereen denkt hier alleen maar aan zijn eigen veldje, voor samenwerking zijn ze veel te wantrouwig. ‘Hoe kunnen we op die manier ooit concurreren, met Nederland bijvoorbeeld? Daar doen jullie toch alles in het groot, met machines en coöperaties?’

Ik beaam het, maar rep ook in schrille bewoordingen van industriële landbouw, ‘vervlakking’ van het landschap, milieuschade en arbeidsvervreemding. Zoals hij werkt, is dat eigenlijk niet veel authentieker?

Wat ik al vreesde gebeurt: deze boer is veel te verstandig om zich door dit soort praatjes een oor te laten aannaaien. ‘Hombre!’

Galicië is arcadisch, middeleeuws, derdewereldachtig; het is maar welke gezichtshoek je kiest. Enerzijds de relaxedheid die me tegemoetkomt als ik rond het middaguur bij zo’n bijna instortend boerenbedoeninkje aanklop om de weg te vragen. Vrolijke stemmen die door elkaar klinken, lekkere geuren, bestekgerinkel, alle tijd en ten volle bereid om de reiziger uitvoerig van advies te dienen.

Maar ook zie ik voor het eerst buiten de derde wereld vrouwen met lasten op het hoofd. Veel minifundios zijn pachtboerderijtjes, 

waarbij de helft van de oogst aan de landheer moet worden afgestaan. Galicië was een solide steunpilaar van Franco, vooral het platteland. In de steden was en is het socialisme sterk; in de campo overheersen analfabetisme en conservatisme.

Er zullen weinig andere plekken in Europa zijn waar, zoals hier, de individualisering nog in de kinderschoenen staat. Die echtparen in het veld mogen een idyllische aanblik opleveren – ze lopen even vast in het juk als het ossenspan voor de ploeg, tot gezamenlijk geploeter veroordeeld door economische noodzaak en het woord van meneer pastoor.

Vooruitgangspessimisten kunnen hier hun geheugen opfrissen – bijvoorbeeld aan de ruzies tussen ouders en kinderen, die het al even onverbiddelijk met elkaar moeten rooien. Ergens in een vlek wil een inteeltachtige jongen me de weg wijzen; zijn moeder blaft hem af als een hond – ‘Cállate!’ – zodat zij zelf het woord kan doen.

Even later passeer ik een boerderij waar zich juist een knetterende aanvaring tussen de generaties voltrekt. Een grootmoeder en een moeder proberen een dochter zo ver te krijgen dat ze de schaapjes naar het veld brengt. De eerste gaat gekleed in de klassieke vrouwendracht: laarzen, zwarte jurk met schort, zwart hoofddoekje. De tweede idem, maar in meer frivole kleuren, zoals een lichtblauw doekje. De derde loopt in joggingpak, en ze heeft geen zin.

Het gekijf is honderden meters ver te horen, tot in de heuvels waaruit ik kom afdalen. Als ik voorbij ben, hebben ze haar zover. Omkijkend hoor ik het roffelen van schapenpootjes en zie ik hoe de oude haar de stok nadraagt, die ze klaarblijkelijk vergeten was."

Uit Pelgrim zonder God, Herman Vuijsje

9 Reacties

  1. H.graafland:
    14 oktober 2019
    Prachtig verhaal!
  2. Ineke:
    14 oktober 2019
    Je kunt schilderen met woorden!! 👍🏼🙏😘
  3. Tineke Kalis:
    15 oktober 2019
    Niet ik, maar Herman Vuijsje :-)
  4. Joslène Roijackers:
    14 oktober 2019
    Goh Tineke, ik liet me helemaal meevoeren zo sfeervol geschreven. Ik dacht nog waar haalt Tien de tijd en de puf vandaan! Toen zag ik het pas! Haha💚
  5. Tineke Kalis:
    15 oktober 2019
    Heb het maar even bovenaan gezet nu. Ja wat kan hij schrijven he?! Zo prachtig!
  6. Bonnie Manting-Stoker:
    15 oktober 2019
    Mooi verhaal Tineke en heel verbeeldend geschreven.
    Hier kunnen we ons zeker iets bij voorstellen.
  7. Rob Seggelink:
    15 oktober 2019
    ha ha ha prachtig. :-) ik zou haast vragen naar de grote rode paddenstoelen met witte stippen.
  8. Alide Bogaard:
    15 oktober 2019
    Prachtig. En zo als " Ineke" zegt. Als een schilderij komt het over. Zal duimen voor wat droger weer. 💪👊👏
  9. Tineke Kalis:
    15 oktober 2019
    Fijn! Ik doe er mn best voor :-)